Een leidinggevende mag niet onprofessioneel of onethisch handelen, zoals discrimineren, pesten, schelden of discrimineren. Andere zaken die een leidinggevende niet mag doen zijn: micro-managen, te weinig delegeren, de schuld op medewerkers afschuiven, onduidelijke verwachtingen hebben, de medewerkers niet waarderen en geen vertrouwen geven aan het team.
-
Pesten en discrimineren:
Openlijk vernederen, kleineren, of discrimineren op basis van persoonlijke kenmerken is ontoelaatbaar en creëert een angstcultuur.
-
Niet communiceren of valse beschuldigingen maken:
Duidelijke communicatie over verwachtingen, doelstellingen en feedback is essentieel. Ongefundeerde beschuldigingen en het publiekelijk uitschelden van personeel is schadelijk en onprofessioneel.
-
Negatief gedrag vertonen:
Verkeerd gedrag, zoals favoritisme, manipulatie en agressie, is onprofessioneel en schadelijk voor de werknemers en het team. Het wordt daarom sterk afgeraden door experts.
Negatieve gedragingen die de productiviteit verminderen-
Micromanagement:
Dit zorgt voor demotivatie. Medewerkers krijgen het gevoel niet te worden vertrouwd en dat hun werk wordt gecontroleerd. Hierdoor verliezen ze hun autonomie en creativiteit.
-
Te weinig delegeren:
Dit kan ervoor zorgen dat de leidinggevende te veel werk zelf doet, wat weer kan leiden tot overwerkt zijn en het gevoel van onzekerheid bij het personeel. Het delegeren van taken zorgt er ook voor dat medewerkers zich kunnen ontwikkelen.
-
Gebrek aan waardering en feedback:
Het is belangrijk om medewerkers te waarderen en te ondersteunen in hun ontwikkeling. Het negeren van hun successen en het uitsluitend focussen op hun mislukkingen zorgt voor demotivatie en een laag zelfvertrouwen.
-
Gebrek aan vertrouwen:
Als leidinggevende moet je je team vertrouwen en hen de ruimte geven om hun werk zelfstandig uit te voeren.
-
Geen verantwoordelijkheid nemen:
Leidinggevenden die de schuld bij hun team leggen in plaats van de verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen beslissingen, tonen een gebrek aan leiderschap en integriteit.
-
Niet consequent zijn:Het tonen van verschillende persoonlijkheden of gedrag naar verschillende teamleden, bijvoorbeeld door favoritisme of het negeren van hun persoonlijke omstandigheden, leidt tot onrust en wantrouwen.
-
- Communiceren: Duidelijke communicatie, met wederzijds respect.
- Vertrouwen: Medewerkers vertrouwen en hen de ruimte geven om zelfstandig te werken.
- Waarderen: Medewerkers waarderen en hun successen erkennen.
- Ondersteunen: Medewerkers ondersteunen in hun ontwikkeling en hen helpen bij het oplossen van problemen.
- Consequent zijn: Consequent gedrag vertonen en iedereen op dezelfde manier behandelen.
- Verantwoordelijkheid nemen: Verantwoordelijkheid nemen voor beslissingen en successen van het team.
- Empathie: Begrip tonen voor de persoonlijke omstandigheden van medewerkers.

Discussion (0)
There are no comments for this doc yet.
Comment posting has been disabled on this doc.